In een provinciestad ontmoet een jonge koopman uit het Beierse kwas 's avonds een wandelende vrouw. Zij, dronken, staat in een plas en stampt met haar voeten, sproeiend vuil als kinderen. Een koopman leidt haar naar haar huis; ze stemt ermee in om met hem mee te gaan, denkend dat hij haar cliënt is. 'Home' is een keldergat waarin, naast de vrouw, haar zoon met pijnlijke voeten leeft. Ze beviel hem op vijftienjarige leeftijd van een oude wellustige vrouw, die ze diende als dienstmeisje. Lenka (om een jongen te bellen) zit de hele dag in zijn hol en ziet zelden wit licht. Hij vermaakt zichzelf door in verschillende dozen allerlei soorten insecten te verzamelen die hij weet te vangen, ze grappige bijnamen te geven (spin - Drummer, vlieg - Officier, kever - Oom Nicodemus, enz.) En in zijn verbeelding menselijke eigenschappen te geven die hij bespioneren van de klanten van haar moeder. Deze insecten vormen Lenka een bijzondere wereld, die de echte, menselijke vervangt. Hij heeft echter een laag begrip van de menselijke wereld, want hij beoordeelt het door degenen die plezier gaan beleven met zijn moeder in hun hol.
Moeders naam is Masha Froloha. Ze is blijkbaar ernstig ziek (haar neus is mislukt, hoewel ze zichzelf niet als 'besmettelijk' beschouwt). Ze houdt gek van haar zoon en leeft alleen voor hem. Tegelijkertijd is ze een voltooide man, ziek en dronken. De toekomst belooft daarom niet veel goeds voor haar zoon.
Lenka is wijs en serieus na zijn jaren. Hij behandelt de moeder als een klein kind, heeft medelijden met haar en leert het leven. Tegelijkertijd is hij gewoon een kind zonder levenservaring.
De koopman (ook bekend als verhalenverteller en alter ego van de auteur) begint de jongen te bezoeken en probeert op de een of andere manier zijn leven op te vrolijken. Maar de situatie is zo hopeloos dat de held aan het eind van het verhaal begrijpt: hij zat in een impasse: 'Ik ging snel de tuin uit, knarsetandend om niet te huilen.'