: Een paard vraagt een persoon: is het waar dat hun stam ooit gemakkelijk en vrij leefde. Een man kan niet aan een paard toegeven dat dit waar is en verliest zijn vriendschap en vertrouwen.
De verteller houdt van paarden, die erg moeilijk zijn om mee te leven: de bruidegom verzorgt ze slecht, vergeet te eten en te drinken, en bovendien plaagt de gier ze. Als hij kan, komt hij naar ze toe en probeert ze te voeren. Bij een van deze bezoeken merkt de verteller op dat Roodharige huilt. Uit het verhaal van het paard leert hij dat de paarden een debat hadden over het leven van paarden.
De roodharige hoorde een lied over de tijd dat paarden goed leefden. Deze liedjes werden voor haar gezongen door een oude merrie, die ze van haar moeder hoorde, en die van haar. Toen Ryzhukha naar deze liedjes luisterde, was het gemakkelijker voor haar om te werken, ze vergat de hitte en andere moeilijkheden van het paardenleven. Na het weiland in te zijn gegaan, begon het jonge paard de liederen van de oude merrie voor haar kameraden te zingen. Maar andere paarden lachten Ryzhuha, ze zeiden dat dit allemaal een leugen was en vroegen de ziel niet te vergiftigen.
Een paard vraagt een persoon of het lied zegt dat het waar is. De verteller kan de blik van Gingerbread Man niet uitstaan. Hij weet dat dit allemaal waar is, maar hij kan dit niet tegen zijn trouwe viervoeter zeggen. De man vertrekt. Pas dan beseft hij dat hij een onherstelbare fout heeft gemaakt en dat hij nooit meer oprechtheid en vertrouwen zal hebben met betrekking tot Ryzhukha.