Na nog een succesvolle zwendel besluiten Peters en Tucker filantropen te worden. Eenmaal in de provinciestad Floresville openen ze daar, met toestemming van de lokale bewoners, de "Werelduniversiteit" en worden ze zelf de beheerders. Op 1 september opent een pas geslagen instelling gastvrij haar deuren voor studenten uit vijf staten, en gedurende twee maanden genieten filantropen van hun nieuwe publieke rol. Eind oktober blijkt echter dat de financiën opraken en dat we snel iets moeten verzinnen. Maar zoals Andy Tucker het uitdrukte: 'als je filantropie op een commerciële voet zet, levert dat een zeer goede winst op'. Maar al snel merkt Peters tot zijn schrik op de loonlijst een nieuwe professor in de wiskunde genaamd McCorkle op met een salaris van honderd dollar per week. Zijn verontwaardiging kent werkelijk geen grenzen, en alleen ten koste van grote inspanningen slaagt Andy erin zijn vriend te kalmeren.
Dan verschijnt er een man in de stad die daar een gokhuis opent. Studenten - de zonen van rijke boeren - rennen daarheen en brengen er uren door, terwijl ze haastig geld verspreiden. Kerstvakantie begint, de stad is leeg. Op het afscheidsfeest hoopte Peters echt de mysterieuze hoogleraar wiskunde te ontmoeten, maar dat was er niet. Terugkerend naar zijn kamer, merkt hij dat het licht in Andy's kamer brandt. Peters kijkt in het licht en ziet Andy en de eigenaar van het gokhuis aan tafel, een enorme stapel geld delen. Bij het zien van Jeff vertelt Andy hem dat dit hun eerste semesterinkomsten zijn. Hij voegt eraan toe dat niemand er nu aan mag twijfelen dat 'filantropie, op commerciële basis gesteld, zo'n kunst is die niet alleen weldaad schenkt aan de nemer, maar ook aan de gever'. Tot slot laat Tucker Peters weten dat ze morgenochtend Floresville verlaten. Peters heeft niets tegen. Hij wil professor McCorkle eindelijk ontmoeten. Tucker is nu klaar om aan het verzoek van een vriend te voldoen. De hoogleraar wiskunde is niemand minder dan de eigenaar van een gokbedrijf.