: Konyag moet, in tegenstelling tot zijn broer, werken onder moeilijke omstandigheden. De broer is alleen verbaasd over de stabiliteit van Konyagi - je zult hem nergens aan voorbij laten gaan.
Het leven van Konyaga is niet gemakkelijk, het enige dat in haar zit, is hard dagelijks werk. Dat werk komt neer op zware arbeid, maar voor Konyagi en de eigenaar is dit werk de enige kans om de kost te verdienen. Toegegeven, hij had geluk met de eigenaar: een man slaat niet tevergeefs, als het echt moeilijk is - hij steunt met een schreeuw. Hij laat een mager paard los om op het veld te grazen, maar Konyaga gebruikt deze tijd om uit te rusten en te slapen, ondanks pijnlijk stekende insecten.
Voor alles is de natuur de moeder, voor hem alleen is ze een plaag en marteling. Elke manifestatie van haar leven weerspiegelt hem met pijniging, elke bloei met gif.
Voorbij de slapende Konyag passeren zijn familieleden. Een van hen, Pustoplyas, is zijn broer. Konyag's vader had een zwaar lot voor zijn onbehouwenheid, en de beleefde en respectvolle Pustoplyas was altijd in een warme stal, niet gevoed met stro maar met haver.
Pustoplyas kijkt naar Konyaga en vraagt zich af: er is niets dat hem kan penetreren. Het lijkt erop dat het leven van Konyaga al zou eindigen door zulk werk en voedsel, maar nee, Konyaga blijft het zware juk trekken dat hem overkwam.