: Protodeacon, een groot liefhebber van lezen, zou tijdens de dienst graaf Leo Tolstoy moeten anathematiseren, over wiens boeken hij met tederheid en tederheid huilt.
Zondagmorgen maakt de protodeacon een stem: smeert de keel, spoelt deze met boorzuur, ademt stoom in. De vrouw brengt hem een glas wodka. Een man van negen en een half pond en met een enorme borst is de protodeacon bang voor zijn kleine, magere vrouw met het gele gezicht. De protodeacon, een geweldige leesliefhebber, las de hele nacht een mooi verhaal. Nadat hij voor service naar de kathedraal is gekomen, denkt hij voortdurend na over wat hij heeft gelezen.
De Protodeacon beëindigt zijn dienst al wanneer ze hem een briefje van de aartspriester brengen, waarin hem wordt bevolen graaf L.N. Tolstoj te vervloeken. De protodeacon is met afschuw vervuld: hij moet degene waarover hij de hele nacht huilde van tederheid en tederheid anathematiseren.
De Protodeacon leest de vloeken voor aan de monniken en Czernets geëxcommuniceerd, en dan, met alle kracht van zijn enorme stem, wenst hij Leo Tolstoj vele lange zomers en heft hij, in tegenstelling tot de ritus, een kaars op. Het refrein van jongens pikt het op. Protodeacon trekt zijn brokaatkleren uit en verlaat de tempel, mensen gaan voor hem uit. De vrouw rent achter hem aan en klaagt dat hij nu op hem wacht.
"Het kan me niet schelen", antwoordt de diaken en voor het eerst schuwt de vrouw stilletjes.